vrijdag 31 december 2010

Zelf doen


Weer. Het patroon is duidelijk. Nu nog de oplossing.

Dagen zit ik te hannesen met mijn adressenbestand. Hoe krijg ik mijn waardevolle adresboek uit mijn 0.0-blackberry overgezet naar een andere telefoon? De servicedesk van de gemeente laat het afweten - 'tja, wij weten het ook niet, ons systeem is niet compatible met wat dan ook' en de telefoons praten ook niet vanzelf met elkaar. Uren verspild en de oplossing nog niet gevonden. Tijd om hulp in te schakelen.

Terwijl ik vanuit het zolderraam naar de schapen op het veld staar, besef ik dat ik er weer ben ingetuind. Zelf doen. Altijd eerst zelf doen. Had ik diezelfde gedachte enkele weken geleden ook niet, toen de rioolmeneer binnen twee uur oploste wat ikzelf in een week niet voor elkaar kreeg?

In een professionele situatie weet ik op het juiste moment hulp in te schakelen. Niet meteen collega's lastig vallen, maar ook niet te lang wachten. Immers, als mijn probleem met hulp van een ander snel kan worden opgelost, is dat in ons gezamenlijk bedrijfsbelang.
Privé is dat anders. Wie heeft er belang bij mijn adressenbestand of riool? Juist. Niemand. En dan viert mijn calvinistische bescheidenheid hoogtij.

Ik weet, dat zelf doen heeft me veel gebracht. Ik kan als de beste streeploos schilderen, achteruit inparkeren, een spiegelgladde betonvloer gieten en een band plakken. Zelf kunnen geeft vrijheid. Laten doen waar een ander veel beter in is, geeft misschien wel meer vrijheid. Een gedachte op de laatste dag van het jaar. Ik voorzie een goed voornemen voor 2011.

maandag 27 december 2010

Bloed moet. Of: waarom ik op 10 december lid werd van het CDA

Ik vind het eng, maar het moet. Bloed moet. En wel nú.

Het begon op mijn 30e verjaardag. Al langere tijd liep ik rond met het idee lid te worden van het CDA. Ik ging niet over één nacht ijs; daar had ik jaren over nagedacht. En dan zomaar lid worden op een willekeurige dag in november van 2006? Mooi niet. Uit het partijbureau kwamen jubelberichten over de stijgende ledenaantallen na de verkiezingsoverwinning voor de Tweede Kamer die maand. Alsof ik lid werd om bij de winnaars te horen. Het stempel 'opportunist' is snel gedrukt. Niks daarvan.
De uitgangspunten van het CDA passen het meest bij me. Vanuit die waarden wil ik een bijdrage leveren aan de politiek en de samenleving. Daar gaat het mij om, niet om de mensen die toevallig op dat moment aan het roer staan.

Dat bracht me op een nieuwe gedachte. Op 10 december, de Dag van de Mensenrechten, kreeg ik het leven. Een gezond leven in een veilig land. Is dat geen mooie dag om anderen iets terug te geven?

Zo had ik antwoord op mijn vraag en zag een nieuwe traditie het licht. Op 10 december 2006 werd ik lid van het CDA. Op 10 december 2007 - al veel te lang had ik het uitgesteld - meldde ik me als orgaandonor. In 2008 voegde ik doel bij geboortedatum: Amnesty International kreeg er een vaste collectant bij. En 2009... tja. Ik ben niet perfect. Het plan was goed, de uitvoering faalde deze keer.

Op 10 december dit jaar twijfelde ik. 'Geef bloed', zei een zwager aan de verjaardagstaart. Ik sputterde: '... geen polonaise aan mijn lijf... onderzoek en slangen enzo...' en schaamde me onmiddellijk. Mensen die bloed moeten krijgen, hebben niks te zeggen over polonaise. Ik wel. Ik kan geven. Het aanmeldformulier heb ik zojuist opgestuurd. Niet omdat ik het fijn vind. Omdat bloed moet.

dinsdag 14 december 2010

Een kardinale fout. Op tour in Rotterdam.


Een kardinale fout. Een onderschatting, vergissing, domheid. Ik geef het allemaal toe. Is het zo erg? Ja. Ik dacht het Rotterdamse onderdeel van mijn museumtour wel te kunnen afdoen met een middagje. Boijmans van Beuningen en de Kunsthal. Meer te zien? Geen idee.

Tijdens een mooie sneeuwwandeling van het station over de Westersingel weet ik het al. Rotterdam herbergt meer kunst in zich dan ik in de gauwigheid overzien heb. Enkele jaren geleden bezocht ik het Nederlands Architectuurinstituut en Huis Sonneveld. Ook in de Kunsthal was ik lang geleden al eens. Op mijn toeristenplattegrond ontdek ik dat veel musea van Rotterdam gecentreerd zijn rond het Museumpark: ook het Chabot Museum, Witte de With, het Wereldmuseum, Maritiem Museum en het Natuurhistorisch Museum zijn op loopafstand van elkaar gelegen.

Goed. In deze tour ga ik al die musea niet meer zien. Ik zet een weekend Rotterdam op mijn verlanglijstje voor 2011, fotografeer een Eindhovens houvast dat ik tref in elke vreemde stad en steek het Eendrachtsplein over.

Bij Museum Boijmans van Beuningen word ik hartelijk onthaald door een dame die me behoedt voor uitglijden. De expositie De grote ogen van Kees van Dongen is uitgebreid en prachtig. Naar De blauwe japon (1911) in fel karmozijn en purperrood blijf ik kijken. En velen met mij. De groepjes kunstminnende dames vermengen zich met schoolklassen zingende pubers. Her en der scharrelt een student en een verdwaalde Eindhovense PvdA’er. Dat deze zestiger zijn beige afritsbroek nog aan heeft, vind ik niet erg. Immers, kunst moet.

Misfit van Hella Jongerius geeft een mooi overzicht. Ik vind het bijzonder al haar designobjecten, die ik vooral uit tijdschriften ken, bijeen te zien. De glas-in-loodramen van Johan Thorn Prikker raken me. In een geheel donkere ruimte komen verlichte de ramen tot hun recht.

Met een rijk gevulde geest en nog maar drie kwartier te gaan, kom ik eindelijk aan de vaste collectie van Boijmans toe. De marskramer van Jeroen Bosch (‘de landloper gaat op een slof en een oude schoen’) en Toren van Babel van Pieter Bruegel de Oude hangen samen in zaal zes.
Terwijl ik besef dat ik vandaag niets meer te wensen heb, roepen de twee Amerikanen voor me opgetogen: “What a jump!” Tussen de zalen oude meesters, staan we plots in de moderne Spiegelkamer van Yayoi Kusama.

Een sms van een bevriende kunstwetenschapper komt binnen: “Naar mijn bescheiden mening is Boijmans van Beuningen het leukste museum van Nederland.” I agree en haal het niet meer in mijn hoofd Rotterdam lichtzinnig af te doen.

Klik hier voor enkele toeristische kiekjes.

zondag 12 december 2010

Kunst in Tilburg. Because we need it


Juist als ik op museumtour ben, hangen de abri’s in mijn dorp vol reclame voor De Pont. Dat is Tilburg, toch? Ik moet het opzoeken. Bij de zoekterm ‘museum Tilburg’ geeft internet me tips die me overhalen een dag uit te trekken voor de Brabantse broer van Eindhoven. Bijzonder fraaie steden zijn het niet en daarom kan de creativiteit er welig bloeien.

Het Scryption is een communicatiemuseum. De term museum impliceert ‘wat geweest is’ dus een communicatiemuseum holt altijd achter de feiten aan. Hoe maak je verouderde communicatie interessant?
Mijn hart gaat al sneller kloppen bij de vulpennencollectie. Dan volgen de eerste computers - nostalgie - en speciale typemachines. De tijdelijke expositie gaat over geheimtaal. Nooit stond ik er bij stil dat in oorlogstijd boodschappen in gecodeerde taal werden geschreven zodat deze voor de vijand onbegrijpelijk zouden zijn. Ingenieuze codeermachines versleutelden de taal.
Het Scryption blijkt slim samen te werken met de TU/e en Fontys. Bij alle objecten staat een begrijpelijke technische uitleg en voor kinderen zijn er tal van educatieve opdrachten.

Het Scryption en Natuurmuseum Brabant delen de entree en restaurant. Handig doorsteken dus van techniek naar natuur, alwaar ik tussen klassen uitzinnige ukken de ‘peepshow: standjes in het dierenrijk’ en de drol van Sints paard Amerigo bekijk. Het Natuurmuseum Brabant verstaat de kunst om aantrekkelijk te zijn voor kinderen, pubers en volwassenen en is tot in de toiletten leerzaam en grappig.
Bij vertrek vraag ik de kassadame hoe het beide musea financieel afgaat. Het Natuurmuseum heeft veel (commerciële) sponsors die nadrukkelijk benoemd worden bij de exposities. Het Scryption heeft het harder te halen. “De gemeente Tilburg vindt het Scryption te weinig regiogebonden… het is even afwachten of we het redden”.

In Museum De Pont is weldaad troef. Deze oude wolspinnerij ademt ruimte, rust en schoonheid. De moderne kunst krijgt alle aandacht bij mooi licht. De bijenwasgang en de volstrekt donkere ruimte zijn extra bijzonder.
Omdat De Pont een stichting is uit de nalatenschap van zakenman De Pont en het daarnaast zakelijk slim aanpakt, is het museum niet afhankelijk van subsidies. Die trots stralen de medewerkers uit.
De schilderijententoonstelling Time and Place van Howard Hodgkin ontroert me. In een 18 minuten durende film – die ik tot mijn eigen verwondering helemaal afkijk – zegt de groenogige kunstenaar in fraai Brits over het nut van kunst: “Als je een kamer met een raam hebt, moet er door dat raam wel wat te zien zijn. We willen in ons hart geraakt worden en onze intelligentie moet geprikkeld worden. Because we need it”.

Because we need it. Met die woorden in mijn hoofd, stap ik op de fiets naar het laatste museum: het Audax Textielmuseum Tilburg. Voor ik echt naar binnen ga, bezoek ik de werkplaats van de verstandelijk gehandicapten die in het huis voor het museum textiel weven. Blij met m’n handgeweven theedoek met fraaie ruit, word ik na een rondleiding weer uitgezwaaid.
Het textielmuseum is een museum in bedrijf. En dat spreekt aan. In het textiellab zijn studenten en ontwerpers aan het werk met stoffen, patronen en machines. Niks niet ouderwets, maar met de nieuwste technieken en mooiste materialen. Het museum is levendig, kleurrijk, compleet en straalt plezier uit.

Terwijl de zon achter de Tilburgse horizon zakt en ik naar de borrel fiets, vergelijk ik de verdwijnende musea van Eindhoven met de Tilburgse blijvers. Drie woorden die het verschil maken: professioneel, groots en met enthousiasme. Go on Tilburg, kunst moet!

Klik hier voor wat toeristische kiekjes.

donderdag 9 december 2010

Magere melk en dwalende gedachtes

Daar sta ik met een pak magere melk in mijn handen op de parkeerplaats. In hemelsnaam, hoe kom ik daar nu aan?

Ik draai de film terug. Met een boodschappenlijstje waarop slechts 'yoghurt' stond, ging ik de Albert Heijn in. Daar stopt de film. Ik zucht. Weer liep ik mijn gedachtes achterna en die hadden niks met het doel van mijn supermarktbezoek te maken. Het overkomt me de laatste tijd te vaak. Is de aftakeling begonnen?

Tegelijkertijd moet ik lachen. Opa presteerde het met grote regelmaat met totaal andere spullen uit de stad terug te komen dan oma hem op een briefje meegegeven had. En mijn vader wordt door ons dochters liefdevol uitgelachen als zijn verstrooidheid zijn geordende leven verstoort.

Het meisje van de Appie doet niet moeilijk. Met het goeie pak zuivel onder de arm loop ik voor de tweede keer de parkeerplaats op. Ik besef dat ik een echte Hermens ben en daar ben ik trots op. Die verstrooidheid neem ik voor lief. Ik hoop jullie ook.

dinsdag 7 december 2010

Integreren met Jan Steen


Zeven december, de Goedheiligman is net terug naar Madrid. Ik kijk naar Het Sint Nicolaasfeest (1663-1665) van Jan Steen in het Rijksmuseum. Eeuwen geleden was het blijkbaar al een oer-Hollandse traditie: een familie met kleine kinderen die lekkers en speelgoed in hun schoen vinden. Een meisje kijkt haar moeder verguld aan en de baby omarmt haar taaipop.

Naast me komen twee jonge Spanjaarden staan. Aandachtig schieten hun ogen van schilderij naar bijschrift naar schilderij. Een jongetje op het schilderij huilt omdat hij slechts de roe in zijn schoen vindt. “Foei foei”, zegt de Spaanse en ze trekt er een streng gezicht bij. We lachen. In minder dan een minuut hebben ze onze Sinttraditie begrepen.

Zo simpel is het dus om Nederland en onze gewoontes te leren kennen. Een Nationaal Historisch Museum? Laat maar. Onze grote meesters in Boijmans, het Rijks, het Van Goghmuseum en al die andere schatkamers vertellen ons het verhaal over Nederland.

zondag 5 december 2010

Maastricht en de kunstparels van het zuiden


Bij een bezoek aan Maastricht kun je het bourgondische leven niet negeren. Dus tussen lunch- en borrelafspraak - ach, welk een pech - ga ik op ontdekkingstocht naar de kunstparels van het zuiden.

Op de route naar het Bonnefanten, trekt Centre Céramique aandacht: World Press Photo 10 is nog een paar dagen in huis. - Hup! - naar binnen. De beeldschone foto's snijden door mijn ziel. Gelukkig heb ik een sterke maag. In Centre Céramique, dat fungeert als bieb, concertruimte, koffiebar en tentoonstellingsruimte, gaan de vaste opstellingen over Maastrichts historie en aardewerk. Educatief, fris en toegankelijk. Omdat Céramique voor geen van de tentoonstellingen entree vraagt, zoek ik naar de giftbox. Niet te vinden. Jammer dat Céramique op hun site financiële steun vraagt, maar de simpelste vorm om geld te verdienen overslaat.

Over Avenue Céramique is het goed kuieren. Een voorbeeld van verrassend geslaagde stedelijke vernieuwing waarbij oude gerenoveerde fabriekshallen kleur geven aan de wijk. Het straalt Zuid-Europese allure uit, zelfs bij het sombere winterweer.

De architectuur van het Bonnefantenmuseum inspireerde me jaren geleden om het bouwkundige pad in te slaan. Nu geeft het museum op de tweede etage aan pas afgestudeerden de kans hun kunsten te tonen. Soms zeer geslaagd en regelmatig overstijgt het werk niet het niveau van mijn knutselwerk op de havo. De vaste collectie prikkelt de zinnen en had meer ruimte mogen krijgen. Ik ben benieuwd of het Bonnefanten definitief de weg van ultramodern inslaat of zijn oudere schatten blijft eren.

Nog even ga ik langs Maastrichts mooiste herbestemming van religieus erfgoed, de Dominicanenkerk en dan op naar de bourgondische warmte. Salute Maastricht!

Klik hier voor enkele toeristische kiekjes.

zondag 21 november 2010

Hemels Heerlen. Of: hoe het tussen ons nooit goedkomt.


Heerlen. Denk je aan die stad als je een dag cultureel en gezellig wil doen? Ik niet. Nu is mijn beeld gekleurd. Het herinnert me aan een lange, barre fietstocht van Keulen naar Heerlen alwaar we de trein naar huis zouden nemen na een zonnige fietsvakantie door Duitsland. Maar die dag goot het. Heerlen was grauw, koud en automobilisten hadden er lol in die twee mafkezen op hun bepakte fietsen nat te plenzen.

Heerlen op herhaling. Mijn goede gezelschap adviseert me vooral naar het Thermenmuseum te gaan: de opgravingen van een Romeins badhuis. Maar die Romeinen weet je, dat gaat mijn inlevingsvermogen een stap te ver. Dus wordt het Schunck* in het Glaspaleis. In de stromende regen.

Het Glaspaleis is voltooid in 1935 onder architectuur van Peutz. Het is nog geheel in tact en werkelijk een plaatje. Inmiddels is de oorspronkelijke functie winkelhuis vervangen door multifunctioneel cultuurcentrum. Ook zonder dat je in Heerlen balletles wil volgen, is het een aanrader eens binnen te lopen en te genieten van de architectuur.

Schunck* of sjoenk, zoals de Limburgers zeggen, verenigt een veelheid aan Heerlens kunst- en cultuuraanbod in het Glaspaleis. Een beetje té veel, wat mij betreft. Of beter, te veel door elkaar. Tussen de muzieklokalen slingert een architectuurexpositie, en van de knutselhoek in de jeugdbieb staan we ineens tussen erotische lino’s van Aad de Haas. Dat gaat zelfs mijn rekkelijke geest boven de pet.

Terwijl mijn kompaan afhaakt, begeef ik me enigszins confuus naar de kelder. Daar is de expositie van experimenteel componist John Cage, The Anarchy of Silence. Maar stil is het er allerminst. Een kakofonie van klanken galmt door de ruimte. Hoe bijzonder ook wat er te zien is, na een half uur ben ik uitgeput. Hoe doen de suppoosten dat de hele dag? Och, de één verklaart zo kunstzinnig te zijn dat hij het aankan en de ander vertelt dat hij er slechts in het begin nachtmerries van had. Dus: als je gaat kijken, steek oordopjes bij je. Mij rest de weldadige stiltecoupé in de trein naar Eindhoven.

Nog één ding. Al voor de derde keer in korte tijd krijg ik ongevraagd reductie of mag ik zelfs gratis het museum binnen. Ik wil betalen. Ik kan betalen. Bij Schunck* bedroeg mijn voordeel vier euro. Ik mócht simpelweg niet betalen. Da’s lief hoor. Maar niet een dobber waarop de culturele wereld kan drijven. Musea die klagen over kortingen op hun subsidies? Laten zij eerst hun best doen de gewone entreegelden te incasseren. Van de lucht kan niemand leven.

Klik hier voor wat toeristische kiekjes én 15 seconden geluid.

donderdag 4 november 2010

Verdwijnende musea van Eindhoven


Eindhoven borrelt en bruist. Creatieve geesten waren door de stad en bezorgen ons gaaf design, onverwachte street art en LED-licht uit duizend kleuren. Maar het rommelt ook. Waar kunst de ruimte krijgt, blijft wat kans heeft en verdwijnt wat geweest is.

Voorbij is voorbij en dat moet ik maar eens voor zijn. In het kader van 'Verdwijnende musea van Eindhoven' maak ik een tocht langs vier iconen van Eindhoven die spoedig verleden tijd zijn.

De tocht start bij Kunstlicht in de Kunst. De hulpvaardige dame adviseert me de toelichting bij de expositie van Li Hui buiten de zaal te lezen, want binnen is het nogal donker. Dat blijkt. Bij het rode bed dat verlicht wordt door 13.000 LED's, trap ik per ongeluk op een kabel. Het bed begint te grommen en mijn hart houdt het net. Dan word ik binnengelaten in de kooi van groene lichtstralen. Geen alarm dat afgaat en de schat is veroverd. Klik is open tot 5 december en tijdens Glow extra lang.

Museum Kempenland is schattigheid troef. Dames op leeftijd genieten van de tentoonstelling over de Zuidoost-Brabantse textielindustrie van weleer, vergapen zich aan uitgestalde fournituren en merklappen en halen onderwijl herinneringen op aan hun eigen handwerklessen. En eerlijk is eerlijk, ik vind dat mooi.
De tentoonstelling zou sterker zijn als meer de verbinding gelegd was met de huidige design- en textielcultuur uit de omgeving. In een verborgen hoek van de Steentjeskerk vind ik een schitterend glow-in-the-darktapijt. Hoeveel van de oude dames hebben dat ontdekt? Museum Kempenland is tot 29 november open.

Och en verdwijnend museum nummer drie: het Eindhovens Dagblad aan de Wal. Ter laatste ure word ik warm ontvangen en mag ik mijn ogen uitkijken. Een nagenoeg leeg gebouw met verweesde kunst op de muur. Slechts de redactievloer is gevuld met journalisten, bekertjes automatenkoffie en paperassen: precies zoals dat op de krant hoort te zijn. Uitgezwaaid door de Zjonnies, die op-de-man-af-vragen tot ware kunst verheven hebben, op pad naar nummer vier.

Het Designhuis is fantastisch. Werkelijk, ga daarheen. Liberation of Light is technologie, licht en design dat je aan den lijve ondervindt. Nergens anders past deze LED-show beter dan in Eindhoven. Ik dwaal rond, beleef en lach om de vernuftigheden. Zeker open tot 30 januari. En daarna... ongewis.

Klik hier voor enkele toeristische plaatjes. En: ga kijken. Voor je het weet is het te laat.

zaterdag 9 oktober 2010

Eindhoven meets Berlijn in 21 foto's


Met een maandomzet aan stickers van de Stickerkoning moet hij op pad zijn gegaan. De acrobaat die heel Berlijn volplakte met Eindhovenstickers. U kunt het vervloeken, mag het vandalisme en vervuiling noemen. Ik noem het urban culture.

Berlijn, de grote broer van Eindhoven, ademt urban culture. Graffiti, stickers, skaters en neonlichtkunst volledig geïntegreerd met wat echt oud is en mooi moet blijven. En voor mij... op elke hoek van de straat had ik mijn stad Eindhoven bij me in de wereldstad waar ik drie weken thuis was.

- ga hier naar de volledige reportage -

maandag 4 oktober 2010

Lokale grootmachten. Over burgemeesters, sigaren en inktpatronen

Burgemeesters zijn een bijzonder slag volk. Een volstrekt subjectieve stelling mijnerzijds, zegt u dat gerust. Toch meen ik enig recht van spreken te hebben. In de afgelopen jaren maakte ik kennis met zo'n vijftig bekleders van dit edele ambt, sprak ik hen uitvoerig en werkte ik ermee samen.

Mijn favoriete subgroep onder de burgervaders en weinige -moeders, zijn de oude heren die al honderd jaar hechten aan hun fauteuil. Dat zijn de heren met verhalen waar je een avond onder een slechte schemerlamp en met jonge klare naar kunt luisteren.

Een oude reus vertelde me over zijn tijd dat hij als jong broekie wethouder financiën werd in een Brabantse plattelandsgemeente. We schrijven 1967. Elke week werd de balans van de gemeentebaten en -lasten opgemaakt die hij moest tekenen. Tot zijn stomme verbazing zag hij op de balans vier kisten sigaren voor de burgemeester staan. Week in week uit.
"Vier kisten sigaren per week voor de burgemeester?" vroeg hij aan zijn ervaren collega-wethouder.
"Ja?" antwoordde die, "en je tekent maar, anders krijg je problemen." De jonge wethouder weigerde te tekenen, kreeg het aan de stok met de burgemeester, was standvastig en overwon. Vanaf dat moment betaalde de burgemeester zijn sigaren zelf.

Zo ging dat vroeger, zullen we maar zeggen. Totdat me deze week de moderne variant van dit sigarenverhaal ter ore kwam. Stelt u zich een burgemeester voor die prat gaat op zijn integriteit en fier is op zijn lintje. Vlak voor zijn pensioen bestelde hij bij alle gemeentebodes afzonderlijk een voorraad inktpatronen. Voor thuis. En meer dan hij binnen de houdbaarheidsdatum van de inkt aan kerstkaartjes kan opprinten.
Om zijn populariteit in de gemeente enigszins vast te houden, kan hij natuurlijk besluiten alle burgers een kaartje sturen: Voor het nieuwe jaar wens ik u een heerlijke sigaar uit eigen doos. Santé!

zondag 3 oktober 2010

Op reis in Eindhoven

Met een zware koffer, laptoptas en schoudertas stap ik de bus in. Het is zondagochtendvroeg. Erg vroeg. Mijn forensendorp onder de rook van Eindhoven slaapt nog.

“Zoho,” verwelkomt de buschauffeur me.
“Jaha,” kaats ik, “ik mag vandaag het dorp uit.”
“En waar gaat de grote reis naar toe?”
“Naar Eindhoven.”
“Nou, wat dacht je? Ik vertrek vroeg? Heb je mooi de hele dag om op reis te zijn in Eindhoven.”

zaterdag 18 september 2010

Opdat wij weten en nooit vergeten

“Dat is toch niet echt gebeurd?” vroeg ze met grote ogen aan mijn moeder.

Op een van de familietripjes naar Italië ging het boek van hand tot hand. Haar naam was Sarah van Tatiana de Rosnay, over de verschrikkingen van de joodse razzia’s en concentratiekampen. Een indrukwekkend boek, aldus velen.

Mijn oudtante is geboren in 1929. Ze werd elf in het jaar dat de Tweede Wereldoorlog uitbrak en was vijftien toen zij in het zuiden van Nederland op 18 september de bevrijding vierde. Ze was bij de oorlog, zoals Anne Frank bij de oorlog was. Jong maar oud genoeg om te zien, te voelen, te begrijpen wat er om je heen gebeurt.

En ook gedurende de 65 jaar nadien is de oorlog niet uit ons geheugen verdwenen. We vertellen het onze kinderen op school, herdenken de slachtoffers en vieren onze vrijheid. We weten. Allemaal.

Ik heb de oorlog – goddank – niet meegemaakt. Bovendien hou ik veel van mijn lieve oudtante. Moet ik zwijgen of schrijven? Het kost me moeite en ik neem het risico geschrapt te worden als familielid. En toch.

“Dat is toch niet echt gebeurd, met die concentratiekampen enzo?” vroeg mijn oudtante.
“Ja tante,” antwoordde mijn moeder, “dat is echt zo gegaan.”

Geschrapt worden als mens wegens je afkomst, religie of kleur weegt oneindig veel zwaarder. Opdat wij weten en nooit vergeten.

zondag 12 september 2010

Nieuwerwetsigheden

Met tegenzin schuifelde ze de kamer van de promovendi binnen. Het was onacceptabel dat ze de jonkies van haar afdeling een vraag zou stellen, maar het moest. Ze had een serieus probleem met haar nieuwerwetsigheid.

De jonge promovenda zat te werken en had haar oordopjes in het beeldscherm geprikt.
“Ben jij eh… aangesloten op het systeem?” vroeg de hoogleraar Ingewikkelde Poëzie.
“Huh? O, hoi. Nee, ik luister muziek,” antwoordde ze.
Daar stond de hoogleraar onhandig te dralen met haar telefoon en adapter.

“Zoek je stroom?” vroeg de promovenda.
“Ja, nee…” mompelde ze, kijkend naar de stekkerdoos die naast het bureau van de promovenda lag, “nee, nee, deze telefoon moet je opladen met een stopcontact dat in de muur zit, niet met zo’n kastje aan een kabel op de grond. Maarre, mijn telefoon doet het niet, hij is steeds leeg.”
“Zal ik even kijken? Misschien zit de accu niet goed in je telefoon.”
De hoogleraar keek de promovenda wantrouwend aan. Dat ze haar telefoon in handen van die griet zou geven, ging haar te ver.
“Nee… nee… ik denk dat ik er maar mee naar de winkel ga,” en met het zweet op haar voorhoofd verdween ze uit de kamer.

‘s Anderendaags beende de hoogleraar de promovendikamer binnen. Haar vertwijfeling was volledig vervangen door haar vertrouwde hooghartigheid.
“Luister,” zei ze tegen de promovenda, “ik ben met mijn telefoon naar de winkel geweest. En dat je het weet voor de volgende keer: het was dus niet de accu. Het was de batterij.”

(met dank aan mijn ooggetuige)

donderdag 9 september 2010

Te vroeg

'Hij werd slechts 38'

Je leest het in de rouwadvertenties. Vreselijk. Iemand die jong sterft en een gezin, ouders en vele dierbaren in ontroostbaar verdriet achterlaat.

'Ze mocht maar 67 jaar worden'

Het stond in de krant. Echt waar. 'Maar 67'. En dat is nog veel erger.

Als ik later doodga, is dat nooit te vroeg. Versta me wel, ik hou van het leven. Het liefst word ik honderd en aan het einde van die honderd jaar zou ik mezelf opnieuw een leven toewensen. Maar misschien word ik geen honderd, of zelfs geen vijftig of misschien ga ik morgen dood. Dan is dat mijn leven en dat is goed.

Mijn leven is van mij. Niemand anders mag oordelen over de duur van mijn leven in termen van 'slechts', 'maar' of 'te'. Ik ben dankbaar voor de tijd die ik krijg. Mocht ik snel doodgaan en je zet dat in de krant, schrijf dan alsjeblieft niet dat het te vroeg is. Denk liever nog een keer aan me en weet dat ik jou ook mis.

dinsdag 7 september 2010

Appeltaart

We zaten tegenover elkaar aan de leestafel van een grand café. Hij las Psychologie Magazine, ik wachtte op mijn afspraak.
"Hebt u quiche?" vroeg hij aan de juffrouw.
"Nee, wel taart." antwoordde zij.
Hij staarde naar de kaart. Op deze druilerige dinsdagmiddag had hij wat lekkers bij zijn thee verdiend. Juist toen ik opkeek uit mijn krant, keek hij me vragend aan:
"Appeltaart of kersen?"
"Moet u mij niet aankijken," zei ik. Hij beantwoordde mijn blik met een grote lach.
"Twee appeltaart juffrouw, met slagroom."